Mijn auto is alles voor me. Hij staat al twintig jaar voor de deur en ik rijd er bijna dagelijks in. Of het nu gaat om een boodschap in het dorp, een ritje naar de dokter of een bezoek aan vrienden, mijn auto is mijn vrijheid. Dus toen ze me vertelden dat ik misschien niet meer veilig genoeg reed, voelde het alsof iemand een deel van mijn leven wilde afpakken.
Het begon allemaal toen mijn dochter met me mee reed en na afloop zei dat ik wat vaker op de weg moest letten. “Je hebt bijna een fietser geraakt, pa,” zei ze. Ik wuifde het weg, het was gewoon een misverstand. Iedereen maakt weleens een foutje, toch? Maar zij bleef volhouden dat ik voorzichtiger moest zijn, dat ik misschien eens moest overwegen om mijn rijbewijs in te leveren.
Dat advies kwam ook van anderen. Een buurman, die ik al jaren ken, zei dat hij me had zien slingeren op de weg. Mijn huisarts begon voorzichtig over een rijtest. En mijn zoon kwam er ook nog bij, met zorgen over hoe veilig ik nog wel was in het verkeer. Maar wat zij niet begrijpen, is dat mijn auto niet zomaar een middel van transport is. Het is mijn manier om mijn onafhankelijkheid te behouden. Ik wil niet de hele dag thuis zitten en afhankelijk zijn van anderen.
Ik kan me niet voorstellen dat ik niet meer achter het stuur zou zitten. Het idee dat ik op mijn leeftijd weer moet gaan bellen voor een taxi, of dat ik mijn dochter moet vragen om me naar de supermarkt te brengen, voelt alsof ik al mijn autonomie verlies. Dat is toch niet het leven dat ik wil leiden?
Natuurlijk, ik weet dat mijn reacties misschien niet meer zo snel zijn als twintig jaar geleden. En ja, ik heb misschien een paar keer wat te hard geremd of een bord over het hoofd gezien. Maar dat betekent niet dat ik een gevaar op de weg ben. Het verkeer is hectisch geworden, iedereen rijdt alsof ze haast hebben, en ik probeer gewoon mijn weg te vinden. Bovendien, het is niet alsof ik lange ritten door het hele land maak. Het gaat om korte stukjes in de buurt, waar ik de wegen beter ken dan wie dan ook.
Soms krijg ik te horen dat ik “eigenwijs” ben, dat ik anderen in gevaar breng door mijn rijbewijs niet in te leveren. Maar ik vind dat het mijn keuze moet zijn. Ik ken mijn eigen grenzen, ik weet wat ik kan. En als ik niet meer zou kunnen rijden, dan zou ik dat zelf wel inzien. Ik vertrouw niet zomaar op wat anderen zeggen. Want zij zijn niet degene die het gevoel kennen van die frisse wind door het raam tijdens een ritje op een zomerdag, of de vrijheid om te gaan waar je wilt, wanneer je wilt.
Ik vraag me vaak af of die zorgen wel echt om mij gaan, of dat het vooral om hun eigen gemoedsrust gaat. Ik snap dat ze zich zorgen maken, maar soms voelt het meer alsof ze me behandelen als een kind. Alsof ik niet zelf kan beslissen wat goed voor me is. Ik heb mijn hele leven zelf mijn beslissingen genomen, en ik wil dat nu niet opeens anders laten zijn.
Ik ben niet van plan om mijn rijbewijs zomaar op te geven, niet zolang ik nog het gevoel heb dat ik de controle heb. Als het echt zo ver komt dat ik een gevaar op de weg ben, dan moeten ze dat maar bewijzen. Tot die tijd blijf ik rijden, want dat is wat mij het gevoel geeft dat ik nog steeds zelfstandig ben. Misschien noemen ze het koppigheid, maar ik noem het vechten voor mijn vrijheid.