Vanaf 1 januari hangt autorijdend Nederland een stevige financiële tegenvaller boven het hoofd. Nieuwe berekeningen tonen aan dat een liter benzine liefst 25,8 cent duurder wordt.

En dat is nog maar het begin: in de jaren erna komt daar nog eens 18,6 cent bovenop. In totaal gaat het om bijna een halve euro per liter extra. De zorgen in Den Haag zijn dan ook groot, want het terugdraaien van deze maatregel zou miljarden euro’s kosten. En dat geld lijkt er simpelweg niet te zijn.
De prijsstijging is het directe gevolg van een tijdelijke accijnsverlaging op brandstof die in 2022 werd ingevoerd om consumenten te ontlasten tijdens de energiecrisis. Nu deze maatregel eindigt, stijgt de belasting automatisch weer naar het oude niveau.
Minister Barry Madlener van Infrastructuur en Waterstaat trok deze week al aan de bel. Hij vreest voor de gevolgen voor de mobiliteit, die volgens hem voor iedereen betaalbaar moet blijven. Maar dat is nog niet alles: ook Europese wetgeving zorgt vanaf 2027 en 2030 voor extra prijsdruk. Oliebedrijven zullen door nieuwe emissieregels extra kosten maken, die onvermijdelijk worden doorberekend aan de consument.
De totale stijging, alleen al op basis van overheidsmaatregelen, kan oplopen tot zo’n 50 cent per liter. En dat is exclusief eventuele marktbewegingen of stijgende olieprijzen. Deze ontwikkeling raakt niet alleen forenzen en vakantiegangers, maar ook mensen met een lager inkomen die afhankelijk zijn van hun auto.
De zorgen binnen de nieuwe coalitie — bestaande uit PVV, VVD, NSC en BBB — nemen met de dag toe. Ze willen enerzijds de koopkracht versterken, met lagere energiekosten, goedkopere boodschappen en betaalbare kinderopvang, maar anderzijds is er simpelweg niet genoeg geld om ook de brandstofprijzen kunstmatig laag te houden.
Een verlenging van de accijnsverlaging zou de schatkist ongeveer 1,6 miljard euro kosten. Dat bedrag kan niet zomaar worden vrijgemaakt zonder op andere posten te bezuinigen.
Hoewel geen enkele coalitiepartij expliciet campagne heeft gevoerd met ‘goedkoper tanken’ als speerpunt, erkennen verschillende politici achter de schermen het belang van betaalbare mobiliteit. Openlijk durven ze daar nog weinig over te zeggen, uit angst dat het ten koste gaat van andere beleidsdoelen.
VVD-leider Dilan Yesilgöz gaf aan dat de brandstofprijzen tijdens de voorjaarsbesprekingen opnieuw op tafel zullen komen. Veel partijen verwachten echter pas duidelijkheid rond Prinsjesdag. Intussen wijst NSC-Kamerlid Olger van Dijk erop dat ook het openbaar vervoer betaalbaar moet blijven. Volgens hem hebben mensen met een kleine beurs vaak geen keus en zijn ze afhankelijk van hun auto voor werk, zorg of familiebezoek.
De zorgen leven niet alleen in de Tweede Kamer. Ook pomphouders luiden de noodklok. Martin van Eijk, voorzitter van de Belangenvereniging Tankstations (BETA), roept het kabinet op om snel in te grijpen.
Hij vreest dat tanken onbetaalbaar wordt voor grote groepen Nederlanders. De grootste klappen vallen mogelijk bij tankstations aan de grens.
Daar dreigt een ware leegloop, omdat klanten massaal uitwijken naar Duitsland of België, waar benzine dan tientallen centen goedkoper is. Van Eijk stelt dat het verschil kan oplopen tot 40 of zelfs 50 cent per liter. Hij pleit daarom voor het in stand houden van de accijnsverlaging, al was het maar om oneerlijke concurrentie te voorkomen.
Wat hier speelt, is meer dan een simpele belastingverhoging. Het raakt aan de kern van het Nederlandse mobiliteitsbeleid. Als brandstof straks een luxeproduct wordt, komen duizenden huishoudens in de knel. Zeker in regio’s waar openbaar vervoer schaars is en de auto onmisbaar.
Dit is dan ook een politieke kwestie die het dagelijks leven van miljoenen mensen raakt. De keuze die Den Haag nu moet maken, is niet eenvoudig: de belastinginkomsten zijn hard nodig, maar de sociale impact van dure benzine is minstens zo urgent.
Het is duidelijk dat deze kwestie de komende maanden hoog op de politieke agenda blijft staan. De regering zal moeten laveren tussen begrotingsdiscipline en sociale rechtvaardigheid. En wie weet ontstaat er, onder druk van publieke verontwaardiging, toch ruimte voor een compromis. Want één ding is zeker: als autorijden voor de gewone Nederlander onbetaalbaar wordt, zijn de gevolgen niet te overzien.
Wordt vervolgd. Wat vind jij: moet de benzineprijs laag blijven, of is het tijd om alternatieven zoals openbaar vervoer en elektrisch rijden meer te stimuleren? Deel je mening op Facebook en praat mee over de toekomst van mobiliteit in Nederland.